De gemiddelde trend van de vogels van zoet water en moeras neemt sinds 1990 gestaag toe. 17 soorten nemen toe in aantallen, maar van negen soorten vertoont de trend juist een afname. Vijf soorten zijn stabiel. Moerassen die versnipperd zijn en dichtgegroeid, worden nu beschermd en hersteld en het areaal moeras neemt toe, met name in de Oostvaardersplassen en in afgesloten zeegaten bij het Lauwersmeer. Veel moerasvogels profiteren daarvan. Ook de verbetering van de waterkwaliteit speelt een positieve rol. Een soort als de krooneend, een voedselspecialist van kranswieren heeft hier duidelijk van geprofiteerd doordat waterplantvegetaties zijn hersteld. Voor sommige soorten ligt de oorzaak van de positieve trend deels buiten Nederland. Zij overwinteren in Afrika en daar was de situatie de laatste jaren gunstig. Het gaat hierbij om soorten als purperreiger, sprinkhaanzanger, rietzanger, snor en kleine karekiet.
Rietvogels in moerassen zijn in de tweede helft van de 20e eeuw achteruitgegaan door het verdwijnen van riet. Sinds 1990 zijn de populaties gemiddeld stabiel, al gaat met name de grote karekiet nog steeds achteruit. De rietkragen in het water zijn in vergelijking met vroeger tijden smaller geworden door de slechte waterkwaliteit en doordat de natuurlijke fluctuatie van de waterstand (met ’s winters hoge en ’s zomers lage peilen) niet meer optreedt. Verder wordt riet verdrongen door struiken en bomen, en door foeragerende grauwe ganzen. Ook het jaarlijks maaien van rietvelden is nadelig voor rietvogels