Vogels in het bos, tuin en park zoeken wat ze nodig hebben om te leven zoals voldoende voedsel, slaap- en nestgelegenheid.
De ene soort leeft er, terwijl een ander er alleen slaapt en elders voedsel haalt. Vogels moeten zich kunnen voortplanten. Ze zullen dus het gevecht aangaan om de beste nestgelegenheid.
Gelukkig broeden ze niet allemaal op dezelfde plek. Alle plekjes worden goed benut. Er zijn boom- , struik- en grondbroeders. Daarom is een gevarieerd bos, park of tuin belangrijk. Er moeten zonnige plekjes zijn maar ook luwteplekjes. Roofvogels en grotere vogels, zoals de raaf, verstoppen hun nesten vaak hoog in een boom. Ze willen overzicht over hun leefgebied. Grote vogels zoeken hun voedsel op dikkere boomstammen of takken van bomen zoals spechten doen. Tussen takken vinden we kleine vogels die behendig tussen blad naar zaadknoppen zoeken om ze open te pikken, of rupsen en bladluizen te zoeken.
De Fitis en de Tjiftaf broeden niet op de grond maar kiezen voor struiken. Holtebroeders, zoals uilen, spechten, holenduiven en kauwen broeden vaak in boomgaten.
Ruimtelijk kunnen vogels ook gescheiden zijn door voorkeur voor loof- of naaldbos. Er zijn vogelsoorten die alleen zaden eten en in naaldbossen leven zoals de zwarte mees, de kuifmees en het goudhaantje.